Dit is de titel van het eerste Spaanstalige boek dat ik ooit gelezen heb. Dit boekje, van de hand van Julio Cortázar, liet mij toen ik de titel voor het eerste hoorde, nu bijna 4 jaar geleden, wegdromen naar het mooiste wat Spanje te bieden heeft: Andalusië. Niets vermoedend dacht ik dat dit boek zou handelen over die verborgen schat dat het meest zuidelijke deel van het Iberisch schiereiland te bieden heeft. Ik droomde dat ik tussen de olijfbomen languitgestrekt in een hangmat lag te mijmeren bij die goudgele dorre aardkorst, ik oog in oog stond met de Spaanse zonsondergang, genietend van de stilte dat af en toe door een windzuchtje verstoord zou worden, en me volpropte met Sevillaanse tapas en een fris Muscatelwijntje. Al snel prikte mijn prof deze ballon stuk en belandde ik met beide voeten opnieuw in het doffe klaslokaal. Na die droom wist ik dat deze ontdekkingsreizeger ooit voet aan wal zou zetten in Andalusië, net zoals de Moren zowat 12 eeuwen geleden.
Die dag is er sneller gekomen dan gedacht. Op het laatste nippertje, en door toedoen van een sympathieke werkgever, zal Andalusië tussen 19 en 27 juli a.s. nog weinig geheimen kennen voor deze Spaans-getinte filantroop. In een heuse trektocht staan zowat al de belangrijkste Zuidelijke steden op het menu: Málaga, Granada, Córdoba, Jaén, Ronda, Cádiz, Jerez de la Frontera en last but not least Sevilla. Een strikt schema met tijd voor cultuur, ontspanning, genietend nietsdoen en zoveel mogelijk absorptie van de plaatselijke gebruiken en gewoontes: taal, cultuur, flamenco, stierengevechten, de beste tapas van Spanje en ga zo maar door. Omdat ik nu al weet dat het water in jullie monden staat, zorg ik nadien voor het bijbehorende reisverslag.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten